Gebruikershandleiding GPSMAP
®
500-serie 33
het AppArAAt confIgureren
Voer (+) een positief getal in
om de diepte onder de kiel
weer te geven.
Transducer aan oppervlak
Voer (-) een negatief getal
in om de diepte vanaf het
oppervlak weer te geven.
Transducer aan onderste
punt van de kiel
Kiel offset
Transducer: hiermee selecteert u het transducertype (Dubbele
frequentie of Dubbele bundel), stelt u de temperatuurbron in, bepaalt
u de kegelhoek van de sonar en kalibreert u de watersnelheid.
•
Temperatuurbron: hiermee stelt u de temperatuurbron in
(transducer of NMEA).
•
Kegelhoek van de sonar: als u geen standaard Garmin-
transducer gebruikt, kunt u de kegel van de sonar instellen (in
graden) zodat deze nauwkeurig op het Fish Eye 3D-scherm
wordt weergegeven.
OPMERKING: de instelling van de kegelhoek voor de sonar heeft
geen invloed op de standaard Garmin-transducer en moet alleen
worden gebruikt voor transducers die niet standaard zijn.
• Kalibreer watersnelheid: als u een transducer met
snelheidsmeting gebruikt, kunt u via dit menu de snelheidssensor
kalibreren. Als u geen transducer met snelheidsmeting hebt,
wordt dit menu niet weergegeven.
De snelheidssensor kalibreren:
1. Selecteer in het startscherm > Mijn boot
>
Transducer > Kalibreer watersnelheid.
2. Verhoog of verlaag de snelheid van de boot tot kruissnelheid.
Noteer de hoogste snelheid en breng de boot tot stilstand.
3. Markeer
OK en druk op SELECT.
OPMERKING: als de boot te traag is of als de snelheidssensor
niets registreert, verschijnt de melding dat de “Snelheid te laag” is.
Markeer OK, druk op SELECT en verhoog geleidelijk de snelheid
van de boot. Als de melding opnieuw wordt weergegeven, stopt u
de boot en controleert u of het wieltje van de snelheidssensor niet
vastzit. Als het wieltje zonder problemen draait, controleert u de
kabelverbindingen. Neem contact op met de productondersteuning
van Garmin als de melding blijft verschijnen.