Gebruikershandleiding GPSMAP
®
500-serie 29
het AppArAAt confIgureren
het apparaat confIgureren
Ukuntdeapparaatinstellingencongurereninhetconguratiescherm.
Om de algemene systeeminstellingen te wijzigen, gaat u naar het
startscherm en selecteert u Congureer > Systeem.
Simulator: met deze optie schakelt u de simulatormodus in of uit en
kunt u de opties voor de simulatormodus instellen. (Als het apparaat in
tijdens de eerste installatie in de modus voor winkeldemo, wordt deze
instelling Demo genoemd.)
Taal: hiermee selecteert u de taal op het scherm.
Zoemer/weergave: selecteer Zoemer om te bepalen wanneer
het apparaat geluidssignalen geeft. De drie instellingen zijn Uit,
Alleen alarmen (standaard) en Aan (toetsen en alarmen). Selecteer
Weergave om over te schakelen tussen dag- en nachtmodus en de
schermverlichting te verhogen of verminderen.
GPS:
GPS-satellieten weergeven, WAAS/EGNOS in- of uitschakelen
en de GPS-ontvanger initialiseren.
Systeeminformatie: systeeminformatie weergeven en
fabrieksinstellingen herstellen.
Logboek: toont een lijst met systeemgebeurtenissen.
Cijferoverlay: hiermee stelt u de weergave van de cijfers voor Wind en
Volgende afslag in.
Maateenheden wijzigen
Om maateenheden te wijzigen, selecteert u in het startscherm
Congureer > Eenheden.
Systeemeenheden: met deze snelle, algemene optie kunt u de
individuele maateenheden die hieronder zijn weergegeven, tegelijk
wijzigen. Statuut (m/u, vt, °F), Metrisch (k/u, m, ºC) of Nautisch
(kt, ft, ºF)
.
Diepte:
hiermee kunt u de maateenheden voor de diepte individueel
instellen op Voeten (ft), Vadems (fa) of Meters (m).
Temperatuur: hiermee kunt u de maateenheden voor de temperatuur
individueel instellen op Fahrenheit (ºF) of Celsius (ºC).
OPMERKING: om de diepte en de temperatuur te kunnen
weergeven, moet u NMEA-dieptegegevens van een sonar ontvangen
of een Garmin-peilmodule gebruiken.
Afst, Snelh, Hoogte: hiermee kunt u de maateenheden voor afstand,
snelheid en hoogte individueel instellen.
Koers: hiermee stelt u de referentiepunten in voor het berekenen van de
koers.
Positie:
hiermee wijzigt u het coördinatensysteem waarmee locaties
worden weergegeven. De standaard indeling is hdddºmm.mmm’.
Wijzig de positie-indeling alleen wanneer u een kaart gebruikt met een
afwijkende indeling.
Tijd: hiermee kunt u de tijdsindeling (12 uur, 24 uur, of UTC) en
de tijdzone instellen en aangeven of u de zomer- en wintertijd wilt
toepassen.