30 Gebruikershandleiding GPSMAP
®
500-serie
het AppArAAt confIgureren
Om de instellingen voor communicatie te wijzigen, selecteert u in het
startscherm Congureer > Communicatie.
Seriële poort 1/Seriële poort 2: hiermee selecteert u de invoer-
/uitvoer-indeling voor de aansluiting van uw apparaat op externe
NMEA-apparaten, een pc of andere Garmin-apparaten.
• Garmin gegevensoverdracht:
dit is de merkgebonden indeling
waarmee u via een pc of een ander Garmin-apparaat gegevens
kunt uploaden, downloaden of uitwisselen.
• Garmin externe sonar:
hiermee kunt serieel verbinding maken
met een Garmin GSD 21 of GSD 22.
•
NMEA in/NMEA uit: ondersteunt de in- en uitvoer van
standaard NMEA 0183-gegevens en DSC, en biedt ondersteuning
aan NMEA-invoer van de DPT-, MTW- en VHW-zinnen voor
sonar.
•
NMEA hoge snelheid: ondersteunt de in- of uitvoer van
standaard 0183-gegevens voor de meeste AIS-ontvangers.
• Geen:
er worden geen koppelingsmogelijkheden geboden.
NMEA instellen: hiermee schakelt u de NMEA-uitvoerzinnen voor de
peiler, de route, het systeem en de Garmin NMEA-instellingen in of uit.
NMEA-uitvoerzinnen in- of uitschakelen:
1. Selecteer in het startscherm > Communicatie >
NMEA instellen.
2. Selecteer de instelling (
Sounder, Route, Systeem of Garmin).
3. Selecteer een NMEA-uitvoerzin.
4. Selecteer Uit of Aan om NMEA-uitvoerzinnen respectievelijk
uit- of in te schakelen.
Precisie pos.: hiermee selecteert u het aantal decimalen (Twee cijfers,
Drie cijfers of Vier cijfers) dat wordt gebruikt bij de overdracht van
NMEA-uitvoer.
Waypoint: hiermee selecteert u op welke wijze het apparaat waypoints
weergeeft (Namen of Cijfers).