69.
FUNCTIES AFSTANDSBEDIENING
Voorbereiding
• Breng de batterijen in de afstandsbediening aan.
• Open het batterijvak door het deksel aan de achterkant van de afstandsbediening te verwijderen.
• Breng twee "UM4/AAA" batterijen aan.
• Let daarbij op de richting van de polariteit van de batterijen. De richting van de batterijen moet met de
markeringen + en – in het batterijvak overeenstemmen.
• Breng het deksel terug aan.
• Batterijen vervangen:
Zodra de afstandsbediening niet goed meer lijkt te werken, of wanneer u dichter bij het apparaat moet gaan
om de afstandsbediening te gebruiken, zijn de batterijen aan vervanging toe.
Het gebruik van de afstandsbediening
Als u de afstandsbediening gebruikt, richt deze dan in de richting van de SENSOR VOOR DE AFSTANDS
-
BEDIENING en druk zacht, maar vast op de toetsen.
Het gebruik van de afstandsbediening is tot op een afstand van circa 6 m van het apparaat mogelijk.
Als u zich niet vlak voor de SENSOR VOOR DE AFSTANDSBEDIENING bevindt, wordt de maximum
mogelijke afstand kleiner.
Zorg ervoor dat de sensor niet geblokkeerd wordt door voorwerpen die in de weg staan en dat de sensor niet
blootgesteld is aan rechtstreeks zonlicht.
AFSTANDSBEDIENING
1. Maptoets
2. Maptoets
3. Toets WEERGAVE/PAUZE
4. STOP- toets
5. SKIP + Toets
6. SKIP - Toets
7. MODE-toets
8. PROGRAMMA-toets
Gebruik van de toetsfuncties
WEERGAVE/PAUZE
• Start de weergave als het apparaat zich in de stopmodus bevindt.
• Pauzeer de weergave als het apparaat zich in de weergavemodus bevindt.
• Start de weergave opnieuw als het apparaat zich in de pauzemodus bevindt.
STOP
• In de weergave- of pauzemodus: Gaat over naar de stopmodus of naar de modus voor de invoer van
programma's als hij in de modus voor de programmaweergave staat.
• In de modus voor de invoer van programma's: Sluit de modus voor de invoer van programma's, wist het
programmageheugen en gaat over naar de stopmodus.
• Als het apparaat zich in de willekeurige weergavemodus bevindt: gaat over naar de stopmodus en stopt de
willekeurige weergave.