Philips 170B2T MP3 Player User Manual


 
gelijktijdig op een computer draaien.
USB maakt "hot plug-in" mogelijk. Er hoeft niet te worden afgesloten, ingestoken (plug-in) of opnieuw
gestart en setup hoeft niet te worden uitgevoerd om randapparatuur te installeren. En u hoeft niet
door de omgekeerde procedure te gaan om een apparaat uit te schakelen.
Kortom, USB hervormt het huidige "plug-and-pray" (“insteken en bidden”) tot waarachtig plug-and-play!
Hub
Een universeel, serieel busapparaat dat extra aansluitingen verschaft op de Universele seriële bus.
Hubs zijn sleutelelementen in de plug-and-play-architectuur van USB. De afbeelding toont een typische hub.
Hubs doen dienst om de USB-connectiviteit te vereenvoudigen vanuit het standpunt van de gebruiker, en
robuustheid te verschaffen tegen lage kosten en zonder gecompliceerd te zijn.
Hubs zijn bedradingsconcentrators, die de meerdere aansluitingskenmerken van USB mogelijk maken. De
aansluitingspunten worden poorten genoemd. Elke hub zet een enkel aansluitingspunt om tot meerdere
aansluitingspunten. De architectuur ondersteunt aaneenschakeling van meerdere hubs.
De stroomopwaartse poort van een hub sluit aan op de hub van de host. Alle andere stroomafwaartse
poorten van een hub maken aansluiting mogelijk naar een andere hub of functie. Hubs kunnen waarnemen,
aansluiten en ontkoppelen op elke stroomafwaartse poort, en stroomverdeling mogelijk maken naar
stroomafwaartse apparaten. Elke stroomafwaartse poort kan afzonderlijk worden aangesloten en
geconfigureerd op vol of laag vermogen. De hub isoleert poorten met laag vermogen, zodat deze geen vol
vermogen signaleren.
Een hub bestaat uit twee gedeelten: de hub-controller en de hub-versterker. De versterker is een door een
protocol gecontroleerde schakelaar tussen de stroomopwaartse poort en de stroomafwaartse poorten. De
hub heeft ook hardware-ondersteuning voor terugstellen- en uitstellen-/hervatten-signalering. De controller
verschaft de interface-registers om communicatie naar/van de host mogelijk te maken. Hub-specifieke
status- en controleopdrachten laten de host een hub configureren en zijn poorten bewaken en controleren.
Apparaat
Een logische of fysieke entiteit die een bepaalde functie uitvoert. De feitelijke entiteit die wordt beschreven
hangt af van de context van de verwijzing. Op het laagste niveau kan een apparaat betrekking hebben op
een enkele hardwarecomponent, zoals bijvoorbeeld een geheugenapparaat. Op een hoger niveau kan het
betrekking hebben op een assortiment hardwarecomponenten die een bepaalde functie uitvoeren, zoals een
Universele seriële bus-interfaceapparaat. Op een nog hoger niveau kan een apparaat verwijzen naar de
functie die wordt uitgevoerd door de aan het Universele seriële bus aangesloten entiteit, zoals bijvoorbeeld
een data-/fax-modemapparaat. Apparaten kunnen fysiek, elektrisch, addresseerbaar en logisch zijn.
Begrippenlijst
file:///D|/Grace/K1/dutch/170b2t/glossary/glossary.htm (3 of 4) [6/2/2002 6:38:00 PM]